Het ‘Bergens Volkslied’ werd in 1910 geschreven door burgemeestersvrouwe M.A.D. van Reenen-Völter. Zij schreef de tekst in Huize Kranenburgh aan de Hoflaan en de Haarlemse musicus/componist Philip Loots componeerde de muziek. In het Regionaal Archief te Alkmaar wordt de Bergensche Bad-, Duin- en Boschbode bewaard van vrijdag 29 juli 1910, eerste jaargang nr. 6, het blad waarin een van de eerste publicaties plaatsvond.
Op de Bergense grammofoonplaat uit 1973 valt een versie van Tiny Punt te beluisteren. Ook het carillon van de Ruïnekerk laat zo af en toe de klanken over het dorp klinken.
Het Bergens volkslied.
tekst: mevrouw M. van Reenen-Völter (op muziek gezet door Philip Loots)
Ik heb het lief, mijn dorpje klein
Daar aan der duinen rand.
Zoo lieflijk, zoo vol zonneschijn
Is geen in ’t heele land. Ik heb ze lief, de huisjes laag
Verscholen in het groen,
Omgeven door een Meidoornhaag
En geurig bloemfestoen. Ik heb het lief, het bosch zoo wijd,
De mooie sparrenlaan,
Waar eik en dennen zijd aan zijd,
Naast hooge beuken staan. Waar nachtegaal en merel zingt.
In ’t jonge kreupelhout,
Waar het gekweel der lijster klinkt,
Zijn nest de reiger bouwt. Ik heb het lief, het blonde duin,
Waar ver ik dwalen kan,
In zijne pannen teer en fijn
Veel wondre bloemen staan. Ik heb het lief, het Bergerstrand,
De groote, wijde zee,
De golven brengen op het zand
Veel duizend schelpjes mee. Ze gaan en komen, zonder rust,
Nu blauw, dan zilvergrijs;
Ze breken schuimend op de kust
En zingen deze wijs: Heil Bergen, heil het dorpje klein,
Daar aan der duinen rand;
Zoo lief’lijk, zoo vol zonneschijn,
Is geen in ’t heele land